Definify.com
Definition 2024
wijzen
wijzen
Dutch
Verb
wijzen
- (intransitive) to point
- Niet wijzen naar anderen, dat is onbeleefd!
- Don't point at others, that's rude!
- De pijl wijst in de richting van de dichtstbijzijnde nooduitgang.
- The arrow points in the direction of the nearest emergency exit.
- Niet wijzen naar anderen, dat is onbeleefd!
- (transitive) to point out, indicate
- De klok wijst twaalf uur.
- The clock indicates twelve o'clock.
- De leraar wees de leerlingen op hun fouten.
- The teacher pointed out their mistakes to the students.
- NRC Handelsblad, 12/15/2008
- Rudd wees er gisteren op dat Australië „de grootste vervuiler per hoofd van de bevolking [is] in de geïndustrialiseerde wereld”.
- Rudd indicated yesterday that Australia is "the biggest polluter per capita in the industrialized world."
- Rudd wees er gisteren op dat Australië „de grootste vervuiler per hoofd van de bevolking [is] in de geïndustrialiseerde wereld”.
- NRC Handelsblad, 12/15/2008
- Milieugroepen hebben zware kritiek op het klimaatplan. Ze wijzen erop dat Australië 85 procent van de elektriciteitsopwekking haalt uit kolencentrales, die weinig milieuvriendelijk zijn.
- Environmental groups have placed heavy criticism upon the climate plan. They point out that Australia gets 85 percent of its electricity generation out of coal plants, which are little environment-friendly.
- Milieugroepen hebben zware kritiek op het klimaatplan. Ze wijzen erop dat Australië 85 procent van de elektriciteitsopwekking haalt uit kolencentrales, die weinig milieuvriendelijk zijn.
- De klok wijst twaalf uur.
- (transitive) to direct to (by extension, to send to)
- **** u mij de toiletten wijzen alstublieft?
- Could you direct me to the toilets please?
- De onderhandelingen waren op niets uitgelopen, en de diplomaten werden de deur gewezen.
- The negotiations had not resulted in any gains, and the diplomats were directed to the door. (i.e. they were sent away/dismissed)
- **** u mij de toiletten wijzen alstublieft?
Inflection
Inflection of wijzen (strong class 1) | ||||
---|---|---|---|---|
infinitive | wijzen | |||
past singular | wees | |||
past participle | gewezen | |||
infinitive | wijzen | |||
gerund | wijzen n | |||
verbal noun | — | |||
present tense | past tense | |||
1st person singular | wijs | wees | ||
2nd person sing. (jij) | wijst | wees | ||
2nd person sing. (u) | wijst | wees | ||
2nd person sing. (gij) | wijst | weest | ||
3rd person singular | wijst | wees | ||
plural | wijzen | wezen | ||
subjunctive sing.1 | wijze | weze | ||
subjunctive plur.1 | wijzen | wezen | ||
imperative sing. | wijs | |||
imperative plur.1 | wijst | |||
participles | wijzend | gewezen | ||
1) Archaic. |
Derived terms
Etymology 2
Non-lemma forms.
Noun
wijzen
- Plural form of wijs
Noun
wijzen
- Plural form of wijze