Definify.com

Definition 2024


wijd

wijd

Dutch

Adjective

wijd (comparative wijder, superlative wijdst)

  1. wide
  2. (dialectal) far

Inflection

Inflection of wijd
uninflected wijd
inflected wijde
comparative wijder
positive comparative superlative
predicative/adverbial wijd wijder het wijdst
het wijdste
indefinite m./f. sing. wijde wijdere wijdste
n. sing. wijd wijder wijdste
plural wijde wijdere wijdste
definite wijde wijdere wijdste
partitive wijds wijders

Derived terms

Descendants

  • Afrikaans: wyd

Verb

wijd

  1. first-person singular present indicative of wijden
  2. imperative of wijden