Home Search Index

Definify.com

  •  

Definition 2025


weerspreken

weerspreken

Dutch

Verb

weerspreken

  1. to refute, to contradict

Inflection

Inflection of weerspreken (strong class 4, separable)
infinitive weerspreken
past singular sprak weer
past participle weergesproken
infinitive weerspreken
gerund weerspreken n
verbal noun —
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular spreek weer sprak weer weerspreek weersprak
2nd person sing. (jij) spreekt weer sprak weer weerspreekt weersprak
2nd person sing. (u) spreekt weer sprak weer weerspreekt weersprak
2nd person sing. (gij) spreekt weer spraakt weer weerspreekt weerspraakt
3rd person singular spreekt weer sprak weer weerspreekt weersprak
plural spreken weer spraken weer weerspreken weerspraken
subjunctive sing.1 spreke weer sprake weer weerspreke weersprake
subjunctive plur.1 spreken weer spraken weer weerspreken weerspraken
imperative sing. spreek weer
imperative plur.1 spreekt weer
participles weersprekend weergesproken
1) Archaic.

Synonyms

  • tegenspreken

Etymology

weer +‎ spreken

Pronunciation

Similar Results

© 2025 Definify.com · All rights reserved.

Privacy · About · Terms