Definify.com
Definition 2024
voorbij
voorbij
Dutch
Adverb
voorbij
- past; just beyond
- (postpositional) past (implying motion)
- En rijd dan niet stilletjes ons huisje voorbij.
- And then don't quietly ride past our house.
- En rijd dan niet stilletjes ons huisje voorbij.
- over (finished)
Derived terms
Preposition
voorbij
Inflection
Pronominal adverbs of voorbij
preposition | voorbij |
---|---|
postpositional adv. | voorbij |
+ het (it) | ervoorbij |
+ dit (this) | hiervoorbij |
+ dat (that) | daarvoorbij |
+ wat (what) | waarvoorbij |
+ iets (something) | ergens voorbij |
+ niets (nothing) | nergens voorbij |
+ alles (everything) | overal voorbij |