Definify.com

Definition 2024


toerekenen

toerekenen

Dutch

Verb

toerekenen

  1. (transitive) to impute, hold accountable
  2. (transitive) to ascribe

Inflection

Inflection of toerekenen (weak)
infinitive toerekenen
past singular toerekende
past participle getoerekend
infinitive toerekenen
gerund toerekenen n
verbal noun
present tense past tense
1st person singular toereken toerekende
2nd person sing. (jij) toerekent toerekende
2nd person sing. (u) toerekent toerekende
2nd person sing. (gij) toerekent toerekende
3rd person singular toerekent toerekende
plural toerekenen toerekenden
subjunctive sing.1 toerekene toerekende
subjunctive plur.1 toerekenen toerekenden
imperative sing. toereken
imperative plur.1 toerekent
participles toerekenend getoerekend
1) Archaic.

Derived terms