Home Search Index

Definify.com

  •  

Definition 2025


toebehoren

toebehoren

Dutch

Verb

toebehoren

  1. (~ aan) to belong (to), to be the property (of)

Inflection

Inflection of toebehoren (weak, prefixed, separable)
infinitive toebehoren
past singular behoorde toe
past participle toebehoord
infinitive toebehoren
gerund toebehoren n
verbal noun —
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular behoor toe behoorde toe toebehoor toebehoorde
2nd person sing. (jij) behoort toe behoorde toe toebehoort toebehoorde
2nd person sing. (u) behoort toe behoorde toe toebehoort toebehoorde
2nd person sing. (gij) behoort toe behoorde toe toebehoort toebehoorde
3rd person singular behoort toe behoorde toe toebehoort toebehoorde
plural behoren toe behoorden toe toebehoren toebehoorden
subjunctive sing.1 behore toe behoorde toe toebehore toebehoorde
subjunctive plur.1 behoren toe behoorden toe toebehoren toebehoorden
imperative sing. behoor toe
imperative plur.1 behoort toe
participles toebehorend toebehoord
1) Archaic.

Anagrams

  • behoren toe

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈtubəˌɦoːrə(n)/

Similar Results

© 2025 Definify.com · All rights reserved.

Privacy · About · Terms