Definify.com
Definition 2024
sof
sof
See also: söf
Dutch
Noun
sof m (plural sofs, diminutive sofje n)
- (slang) a bummer, a disappointment.
- Wat een sof ― What a bummer!
- 2012, Hans van Mierlo, Een krankzinnig avontuur. Politieke, culturele en literaire beschouwingen, De Bezige Bij.
- Die Commissie van Zes was zo lang geleden, zei ik, en bovendien, tóch een sof geworden.
- (slang, uncommon) a nobody, a failure of a person.
- 1956, Ernest Heimeran & Bruno Aulich, Het genoeglijke strijkkwartet. Een leer-, en naslaboekje voor vrienden van kamermuziek, Wereldbibliotheek, 34.
- De primarius loopt rood aan en geeft te kennen, dat hij er spijt van heeft zijn luid zagende buurman, de verlegen cellist en die sof van een altist ooit in zijn leven tegengekomen te zijn;
- 1956, Ernest Heimeran & Bruno Aulich, Het genoeglijke strijkkwartet. Een leer-, en naslaboekje voor vrienden van kamermuziek, Wereldbibliotheek, 34.
Synonyms
(bummer):
(failed person):
References
- sof in Woordenboek der Nederlandsche Taal