Home Search Index

Definify.com

  •  

Definition 2025


opdoen

opdoen

Dutch

Verb

opdoen

  1. to acquire

Inflection

Inflection of opdoen (strong class non-standard, irregular, separable)
infinitive opdoen
past singular deed op
past participle opgedaan
infinitive opdoen
gerund opdoen n
verbal noun —
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular doe op deed op opdoe opdeed
2nd person sing. (jij) doet op deed op opdoet opdeed
2nd person sing. (u) doet op deed op opdoet opdeed
2nd person sing. (gij) doet op deedt op opdoet opdeedt
3rd person singular doet op deed op opdoet opdeed
plural doen op deden op opdoen opdeden
subjunctive sing.1 doe op dede op opdoe opdede
subjunctive plur.1 doen op deden op opdoen opdeden
imperative sing. doe op
imperative plur.1 doet op
participles opdoend opgedaan
1) Archaic.

Anagrams

  • doen op

Etymology

From op +‎ doen.

Pronunciation

Similar Results

  • Oppone
  • Olden
  • Open

© 2025 Definify.com · All rights reserved.

Privacy · About · Terms