Home Search Index

Definify.com

  •  

Definition 2025


neerslaan

neerslaan

Dutch

Verb

neerslaan

  1. to fall down
  2. to knock down
  3. (chemistry) to precipitate
  4. (chemistry) to condense
  5. to choke, suppress

Inflection

Inflection of neerslaan (strong class 6, irregular, separable)
infinitive neerslaan
past singular sloeg neer
past participle neergeslagen
infinitive neerslaan
gerund neerslaan n
verbal noun —
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular sla neer sloeg neer neersla neersloeg
2nd person sing. (jij) slaat neer sloeg neer neerslaat neersloeg
2nd person sing. (u) slaat neer sloeg neer neerslaat neersloeg
2nd person sing. (gij) slaat neer sloegt neer neerslaat neersloegt
3rd person singular slaat neer sloeg neer neerslaat neersloeg
plural slaan neer sloegen neer neerslaan neersloegen
subjunctive sing.1 sla neer sloege neer neersla neersloege
subjunctive plur.1 slaan neer sloegen neer neerslaan neersloegen
imperative sing. sla neer
imperative plur.1 slaat neer
participles neerslaand neergeslagen
1) Archaic.

Derived terms

  • neerslag

Anagrams

  • slaan neer

Etymology

From neer +‎ slaan.

Pronunciation

Similar Results

© 2025 Definify.com · All rights reserved.

Privacy · About · Terms