Definify.com

Definition 2024


kanaliseren

kanaliseren

Dutch

Verb

kanaliseren

  1. to channel

Inflection

Inflection of kanaliseren (weak)
infinitive kanaliseren
past singular kanaliseerde
past participle gekanaliseerd
infinitive kanaliseren
gerund kanaliseren n
verbal noun
present tense past tense
1st person singular kanaliseer kanaliseerde
2nd person sing. (jij) kanaliseert kanaliseerde
2nd person sing. (u) kanaliseert kanaliseerde
2nd person sing. (gij) kanaliseert kanaliseerde
3rd person singular kanaliseert kanaliseerde
plural kanaliseren kanaliseerden
subjunctive sing.1 kanalisere kanaliseerde
subjunctive plur.1 kanaliseren kanaliseerden
imperative sing. kanaliseer
imperative plur.1 kanaliseert
participles kanaliserend gekanaliseerd
1) Archaic.