Definify.com

Definition 2024


geheugen

geheugen

Dutch

Verb

geheugen

  1. (intransitive, obsolete) to remember, to recall
Inflection
Inflection of geheugen (weak, prefixed)
infinitive geheugen
past singular geheugde
past participle geheugd
infinitive geheugen
gerund geheugen n
verbal noun
present tense past tense
1st person singular geheug geheugde
2nd person sing. (jij) geheugt geheugde
2nd person sing. (u) geheugt geheugde
2nd person sing. (gij) geheugt geheugde
3rd person singular geheugt geheugde
plural geheugen geheugden
subjunctive sing.1 geheuge geheugde
subjunctive plur.1 geheugen geheugden
imperative sing. geheug
imperative plur.1 geheugt
participles geheugend geheugd
1) Archaic.

Etymology 2

Gerund of the verb geheugen.

Noun

geheugen n (plural geheugens, diminutive geheugentje n)

  1. memory (ability to remember)
  2. (computing) memory
Derived terms