Definify.com

Definition 2024


blaren

blaren

Dutch

Verb

blaren

  1. (transitive) to blister, to cause blisters
    De gesel blaart de naakte huid zo ongenadig als een toorts.
    The scourge blisters the naked skin as mercilessly as a torch.
  2. (intransitive) To get/show blisters
Inflection
Inflection of blaren (weak)
infinitive blaren
past singular blaarde
past participle geblaard
infinitive blaren
gerund blaren n
verbal noun
present tense past tense
1st person singular blaar blaarde
2nd person sing. (jij) blaart blaarde
2nd person sing. (u) blaart blaarde
2nd person sing. (gij) blaart blaarde
3rd person singular blaart blaarde
plural blaren blaarden
subjunctive sing.1 blare blaarde
subjunctive plur.1 blaren blaarden
imperative sing. blaar
imperative plur.1 blaart
participles blarend geblaard
1) Archaic.

Etymology 2

Alternative form of blèren. Comparable and possibly cognate with German plärren (from Middle High German blēren).

Verb

blaren

  1. (intransitive) to bleat, cry like a sheep, goat or calf
  2. (intransitive) to make a loud and silly sound, whether speech, song or gibberish
Inflection
Inflection of blaren (weak)
infinitive blaren
past singular blaarde
past participle geblaard
infinitive blaren
gerund blaren n
verbal noun
present tense past tense
1st person singular blaar blaarde
2nd person sing. (jij) blaart blaarde
2nd person sing. (u) blaart blaarde
2nd person sing. (gij) blaart blaarde
3rd person singular blaart blaarde
plural blaren blaarden
subjunctive sing.1 blare blaarde
subjunctive plur.1 blaren blaarden
imperative sing. blaar
imperative plur.1 blaart
participles blarend geblaard
1) Archaic.
Synonyms
Derived terms
  • geblaar

Etymology 3

Non-lemma forms.

Noun

blaren

  1. Plural form of blaar (blister, disease)

Noun

blaren

  1. (dated) Plural form of blad (leaf)