Home Search Index

Definify.com

  •  

Definition 2025


afdekken

afdekken

Dutch

Verb

afdekken

  1. (transitive) to cover

Inflection

Inflection of afdekken (weak, separable)
infinitive afdekken
past singular dekte af
past participle afgedekt
infinitive afdekken
gerund afdekken n
verbal noun —
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular dek af dekte af afdek afdekte
2nd person sing. (jij) dekt af dekte af afdekt afdekte
2nd person sing. (u) dekt af dekte af afdekt afdekte
2nd person sing. (gij) dekt af dekte af afdekt afdekte
3rd person singular dekt af dekte af afdekt afdekte
plural dekken af dekten af afdekken afdekten
subjunctive sing.1 dekke af dekte af afdekke afdekte
subjunctive plur.1 dekken af dekten af afdekken afdekten
imperative sing. dek af
imperative plur.1 dekt af
participles afdekkend afgedekt
1) Archaic.

Anagrams

  • dekken af

Etymology

From af +‎ dekken.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈɑfdɛkə(n)/

Similar Results

© 2025 Definify.com · All rights reserved.

Privacy · About · Terms