Definify.com

Definition 2024

afblazend

afblazend

Dutch

Participle

afblazend

present participle of afblazen

Declension

Inflection of afblazend
uninflected	afblazend
inflected	afblazende
comparative	—
		positive
predicative/adverbial		afblazend afblazende
indefinite	m./f. sing.	afblazende
	n. sing.	afblazend
	plural	afblazende
definite		afblazende
partitive		afblazends